Een vuilnisman meldt zich bij het ziekenhuis met ernstige pijn in de buik. Tien minuten later komt een zakenman met dezelfde klachten bij de balie. Wie heeft de meeste kans om een arts te zien en een behandeling te krijgen? Een Amerikaanse studie is overduidelijk: de zakenman. We onderschatten stelselmatig de pijn van mensen uit lagere sociale klassen.
De University of Denver deed verschillende experimenten met 1500 proefpersonen. Ze moesten bijvoorbeeld op basis van niets anders dan een foto van een gezicht inschatten hoeveel pijn mensen met verschillende beroepen hadden. Obers scoorden veel lager dan advocaten. Zelfs als we niet weten wat iemand voor werk doet, maken we een inschatting van diens status – meestal een goede.
Uit het experiment komt ook de reden voor die verschillende inschattingen: we denken dat mensen onderaan de maatschappelijke ladder harder zijn en dus beter tegen pijn kunnen. Hoe moeilijker iemands leven is geweest, hoe beter die kon omgaan met pijn, kwam uit een ander experiment.
De wetenschappers uit Denver zijn dit gaan onderzoeken omdat uit eerdere studies naar voren is gekomen dat we pijn heel verschillend zien. Van vrouwen en mensen van Afrikaanse afkomst is al bekend dat die volgens de rest van de bevolking ‘minder pijn hebben’. Dat blijkt dus nu voor hele groepen in de samenleving te gelden.
Dat is zorgelijk, want daardoor krijgen bepaalde mensen niet de zorg die ze nodig hebben. Het zou zelfs hun levensverwachting kunnen beïnvloeden.