Een nieuwe wetenschappelijke studie uit Australië veegt de vloer aan met een oude claim dat mannen superieur zouden zijn aan vrouwen. Het was Charles Darwin zelf, de uitvinder van de evolutietheorie, die een stelling poneerde die mannen tot de dag van vandaag gebruiken om uit te leggen waarom ze meer verdienen en betere banen krijgen.
Darwin dacht dat hij onder mannetjesdieren een grotere variabiliteit zag. Vrouwtjes, zo dacht hij, waren veel meer hetzelfde, grijze middelmaat zou je ook kunnen zeggen. Maar mannetjes verschilden van elkaar. De ene was sterk, de ander slim en een derde was goed in het zoeken van voedsel.
Deze theorie is ook vaak toegepast op mensen. Als je meer variatie hebt onder mannen, heb je ook eerder eentje met een zeldzame combinatie van eigenschappen. Goed in rekenen en handig met mensen bijvoorbeeld. Die kan dan directeur worden van een groot bedrijf.
De Australian National University verwijst die theorie nu naar de vuilnisbak. Ze onderzochten tweehonderd diersoorten en analyseerden die op onderlinge verschillen. Overal zagen ze net zulke kleine verschillen onder de vrouwelijke en mannelijke dieren. Want dieren (en mensen) lijken erg op elkaar, zo concludeerden de Australiërs.
Die directeur is dus gewoon handig geweest bij zijn sollicitatie. Hij heeft de juiste studie gedaan en straalde genoeg zelfvertrouwen uit om de baan te krijgen. Met zijn mannelijkheid heeft het niks te maken.