Nasa heeft in 1978 mogelijk buitenaards leven gescand – maar het genegeerd


venus

Vorige maand maakte de Britse universiteit van Cardiff bekend dat er in de atmosfeer van Venus fosfine zit, een gas dat kan hinten op het bestaan van buitenaards leven op de planeet. Ze hadden de stof gevonden via een telescoop, een sensationele vondst. Maar we hadden die aanwijzing voor buitenaards leven al veel eerder kunnen hebben. In 1978 (of in 1982?) om precies te zijn.

Na de vondst zijn wetenschappers van de Cal Poly Pomona in de VS door oude data van Nasa gaan bladeren. In 1978 vloog de Pioneer 13 sonde langs Venus. Dat ruimtevaartuig had een massaspectrometer aan boord, dat de fosfine ook had moeten oppikken. En dat bleek ook zo te zijn.

De massaspectrometer zat aan boord van een module die zich afscheidde van de Pioneer 13 en door de atmosfeer van Venus vloog. Het apparaat was uiteraard minder geavanceerd dan wat we tegenwoordig hebben. Bovendien zochten de specialisten van Nasa niet specifiek naar fosfine. Dus pikten ze de stof niet op. Maar nu, bijna een halve eeuw later, blijkt dat Nasa toen al deze aanwijzing voor buitenaards leven had kunnen zien.

Fosfine kan – voor zover we nu weten – alleen door levensvormen worden geproduceerd. Dat kunnen zoogdieren zijn, maar ook microben. Het gas is echter giftig voor veel organische levensvormen. Op aarde komt het soms voor op vuilnisbelten, waar bacteriën het produceren.

Ook op Mars en manen van Saturnus en Jupiter is een hint van fosfine aangetroffen. Venus is echter een zeer hete planeet met een giftige atmosfeer, wat de ontdekking daar opmerkelijk maakt. Zou iets op Venus kunnen overleven?