Goede voornemens: de wetenschap helpt


Het is de tijd van het jaar voor goede voornemens. Dat betekent gedrag veranderen, geen eenvoudige opgave. Dankzij wetenschappelijk onderzoek weten dat het makkelijker is iets nieuws te gaan doen, zoals sporten of iedere dag een halte eerder uitstappen en lopen, dan ingesleten gewoontes af te leren, zoals het eten van te veel drop of roken.

Psychologen van de Universität Regensburg (Duitsland) keken hoe het werkt met goede voornemens. Ze gebruikten daarvoor een soort spel waarbij mensen hun avatars gewoontes moesten aan- of juist afleren. Wat bleek? Het aanleren van iets nieuws gaat van een leien dakjes, maar afleren gaat gepaard met moeite en fouten maken. Mensen hebben veel meer moeite iets niet te doen.

Wie goede voornemens gaat maken, kan dus beter concentreren op het aanleren van iets nieuws (groente eten, sporten, beleefd zijn) dan op het afleren van een gewoonte als roken of het constant op je mobieltje kijken. Wil je ingesleten gewoontes toch veranderen, dan is het verstandig om hulp te zoeken.

Volgens onderzoek van de Amerikaanse universiteit van Scranton zijn de succesratio’s bij goede voornemens ondanks alles best hoog. Vooral voor jongeren van nog geen dertig (39 procent lukt); hoe ouder mensen zijn hoe moeilijker het wordt. Boven de vijftig is de wilskracht grotendeels verdwenen (14 procent lukt).

De meeste goede voornemens sneuvelen tussen de eerste en de zesde maand, ontdekte de universiteit ook nog. Dan gaat het vooral over de ‘meer sporten’ en ‘stoppen met roken’ voornemens. De meest succesvolle voornemens die na een half jaar nog overeind staan, hebben te maken met zelfverbetering, zoals cursussen en opleidingen.